Bomenroute Swifterbant

Bomen en dan vooral mooie, grote, bijzondere bomen zijn voor veel mensen een bron van inspiratie en gevoel van verbondenheid. Vanaf de begin jaren 60 tot heden is er in de loop van de tijd een gevarieerd bomenbestand aangeplant in onze gemeente. We willen een ieder graag kennis laten maken met deze soms bijzondere bomen. Vandaar dat we, in navolging van het dorp Dronten en begraafplaats De Wissel, een aparte bomenroute voor het dorp Swifterbant hebben samengesteld.

Deze bomen kom je tegen tijdens de route:

Zomereik

De zomereik heeft de afgelopen jaren voor de meeste mensen een slechte naam gekregen, omdat er eikenprocessierupsen op kunnen voorkomen. Gelukkig komen er steeds meer vogels en andere dieren die de processierups weer opeten. Hier op De Greente staat de zomereik precies op de goede groeiplaats.

De bodem met klei houdt lang vocht vast en heeft veel voedingsstoffen. Daarnaast staat de boom vrij en heeft hij de ruimte om te groeien. Let maar eens op. In een bos maakt een eik helemaal niet zo’n brede kroon.

Vroeger werd de gedroogde bast van eiken gebruikt om leer houdbaar en soepel te maken. Die gedroogde bast noemde men eek. Dit was een belangrijke industrie en dit kom je het nog steeds tegen in de straatnamen. Doesburg kent bijvoorbeeld een Eekstraat en Zwolle een Eekwal.

Haagbeuk

De boom waar u nu bij staat is een cultuur vorm van de boomsoort haagbeuk. Hij is begin jaren 80 van de vorige eeuw in Eindhoven gevonden en daarna verder gekweekt. Hij blijft smal en zuilvormig. Omdat alle bomen van deze cultuurvorm alleen maar mannelijke bloemen krijgen, vind je nooit zaad van deze boomsoort. De soort blijf alleen bestaan omdat de mens hem iedere keer stekt. Het blad van de haagbeuk heeft een dubbel- gezaagde rand en een scheve bladvoet. Bekijk het blaadje maar eens goed. De Haagbeuk wordt al heel lang aangeplant en gebruikt door de mens. Het hout is hard en sterk. De tanden in het tandwiel van een molen en de hakblokken bij de slager werden vroeger van haagbeukhout gemaakt. Een haagbeuk kan ontzettend oud worden, sommige bomen zijn meer dan 350 jaar oud. 

Meelbes

De meelbes groeit goed op een bodem met kalk erin. Op deze groeiplaats met schelpen in de ondergrond staat hij dus prima. Na de witte bloesem in mei verschijnen in het najaar grote geeloranje bessen aan de boom. De bloesem is heel aantrekkelijk voor bijen en vlinders en vogels zijn gek op de bessen. Kortom: een boomsoort die goed is voor de biodiversiteit. Doordat de vogels de bessen graag opeten en de pitten van de bessen op een andere plaats uitpoepen, vind je uitgezaaide meelbessen op de meest vreemde plaatsen terug. De meelbes blijft een kleine boom. De grootste exemplaren worden in Nederland rond de 12 meter. In Rotterdam, op het terrein van de voormalige buitenplaats Ypenhof, staat de dikste meelbes van Nederland, met een stamomtrek van ruim 1,5 meter

Hartbladige Els

De hartbladige els komt van nature voor op Corsica en in Italië. Deze boom is dus goed bestand tegen warmte en droogte. Vooral als de bodem kalk of oude schelpen bevat, groeit de boom snel uit tot een inke boom. Elzen zijn makkelijk te herkennen aan de elzenproppen die in de winter aan de takken blijven hangen. In deze proppen zitten de zaadjes van de els. De mannelijke bloemen van de hartbladige els zijn katjes, die al in het vroege voorjaar verschijnen. De bladeren van deze boom hebben de vorm van een hart en zijn aan de randen heel jn gezaagd. De meeste Hartbladige elzen zijn aangeplant, maar in verschillende grote steden zaait de boom zichzelf ook uit. 

Schietwilg

Wilgen heb je in heel veel soorten, maten en kleuren. Deze bijvoorbeeld, de schietwilg, heeft oranje-rode twijgen, maar je hebt ook wilgen met gele of donkergroene takken. Wilgen groeien bijna overal ter wereld, behalve in Australië. In de bast van de schietwilg zit een sto e dat vroeger werd gebruikt als pijnstiller. Mensen kauwden op stukjes bast of maakten er een soort drankje van. In de 19e eeuw werd dit sto e gebruikt om aspirine te maken. Niet alleen de bast, maar ook de takken en het hout worden veel gebruikt, bijvoorbeeld voor klompen of gevlochten manden. Soms worden schietwilgen geknot. Dan kunnen ze heel oud en dik worden. Langs de IJssel, bij het plaatsje Voorst, staat waar schijnlijk de dikste knotwilg van Nederland. Deze heeft een doorsnede van bijna 2,5 meter.

Hongaarse eik

De Hongaarse eik komt van nature voor in het zuidoosten van Europa, vooral in de bergen. In die regio’s kunnen de bomen wel tot 40 meter hoog worden. In Nederland groeit de boom tot ongeveer 25 meter, maar kan hij een kroon van maar liefst 20 meter breed krijgen. De bladeren van de Hongaarse eik zijn eivormig, donkergroen en gelobd. Gelobd wil zeggen dat het blad vanaf de rand afgerond en regelmatig ingesneden is. In Griekenland wordt de Hongaarse eik vaak aangeplant voor het hout. Na een paar jaar wordt de boom geknot en daarna als knotboom beheerd. Het hout werd vroeger veel gebruikt om vuur te maken voor het koken. Omdat deze eik van nature in een droog en warm klimaat voorkomt, maar ook bestand is tegen strenge winters, wordt hij tegenwoordig veel aangeplant in steden in Nederland. 

Kaukasische vleugelnoot

De Kaukasische vleugelnoot komt van nature voor in onder andere Iran en Rusland. Uit fossiele resten weten we dat de boomsoort ook al voor de ijstijd hier voorkwam. Door zijn natuurlijke groeiplaatsen, vooral langs rivieren, is de boom goed bestand tegen natte omstandigheden. De boom kan erg breed worden en vanuit zijn wortels veel uitlopers vormen. Die uitlopers kunnen uitgroeien tot nieuwe bomen. Als je niet een heel bos vleugelnoten wilt, moet je de uitlopers regelmatig weghalen. Daarom worden vleugelnoten meestal in het gras geplant. Door het gras te maaien, houd je de uitlopers een beetje in toom. In het voorjaar verschijnen er katjes in de boom die later in het najaar verder uitgroeien tot de trosjes met zaden. De zaden hebben de vorm van een gevleugeld nootje. Daar komt de Nederlandse naam dus vandaan. 

Leilinde

Lindebomen met deze vorm noemen we leilinden. Leiden is een vorm van snoeien en dat zegt dus eigenlijk niets over de boomsoort. De boomsoort is Hollandse linde en deze snoeivorm noemen we een schuine palmet. Linden werden vroeger vaak voor boerderijen geplant en daarna in een scherm geleid en gesnoeid. Zo dienden ze als zonnescherm voor het huis. De twee Leilinden die hier staan zijn in 1965 geplant in de tuin van de familie Schalk, in de Koraalstraat in Swifterbant. In het najaar van 2003 zijn de bomen verplant naar deze plek aan de Lange Streek. We waarderen de linde al een lange tijd. Veel plaatsen in Brabant hebben op hun dorpsplein een grote linde en op de grachten van Amsterdam stonden in de 17e eeuw geen iepen, maar lindebomen. 

Zachte es

Aan het blad is te zien dat deze boom tot de familie van de essen behoort. Het blad bestaat uit een steeltje met daaraan 7 tot 9 deelblaadjes. Altijd een oneven aantal, doordat er een topblaadje aanwezig is. De essen zijn een grote bomenfamilie die van nature in Noord-Amerika, Europa en Azië voorkomt. Het hout van deze soort es wordt verkocht als hardhout. Daar maken we honkbalknuppels, handgrepen voor gereedschap, maar bijvoorbeeld ook houten vloeren van. De zachte es kan op een goede groeiplaats makkelijk 200 jaar worden. In Amerika zijn er verschillende bomen van deze soort die een doorsnede van meer dan 2 meter hebben. De hoogste zachte es van Nederland staat in het stadspark van Eindhoven en is 22 meter hoog. 

Witte esdoorn

Van de esdoornfamilie bestaan er wereldwijd meer dan 130 verschillende soorten. In de gemeente Dronten zijn er ook verschillende te vinden. De boom die hier staat is nog een ander soort esdoorn: de witte esdoorn. Zoals bij alle esdoornsoorten in Nederland, staan de blaadjes tegenover elkaar. De naam verwijst naar de witte onderkant van het diep ingesneden blad. Deze boomsoort groeit van nature in het oosten van de Verenigde Staten. Daar kan hij zelfs 30 meter hoog worden. De grootste witte esdoorn in Nederland staat in Oldenzaal en is 32 meter hoog. Zijn stamomtrek is bijna 6,3 meter. De witte esdoorn heeft zaadjes in de vorm van een gevleugeld nootje. Bij de bomen in de esdoornfamilie is de hoek tussen de twee nootjes per soort verschillend. 

Amberboom

De amberboom heeft een aantal opvallende kenmerken. Het blad heeft de vorm van een hand met 5 of 7 lobben. De takken hebben grijze kurklijsten en de zaaddozen, die de vorm van een ster hebben, blijven het hele jaar rond in de boom hangen. In de herfst kan de kleur van de bladeren diep donkerrood worden. Vooral als de boom op een vochtige groeiplaats staat. Men zegt dat een amberboom op een droge groeiplaats juist een helder gele herfstkleur krijgt. Het hout van de Amberboom is hard en rood van kleur. In Amerika wordt het gebruikt voor meubels en verpakkingen. In Azië maken ze eetstokjes van het hout van amberbomen. De amberboom is niet zo kieskeurig wat betreft de plek waar hij kan groeien. Daarom planten we de boom vaak aan. Zelfs als er in de winter strooizout in zijn groeiplaats spoelt, overleeft hij dat goed. 

Watercipres

De watercipres is een echte naaldboom, maar wel eentje die in de winter zijn naaldjes laat vallen. Het verhaal van de watercipres is heel bijzonder. We kenden de boom al een lange tijd vanwege de fossiele resten, maar dachten dat de boom was uitgestorven. Totdat een houthakker in het zuidwesten van China in 1941 een aantal onbekende bomen tegenkwam in een vallei. Dit bleken watercipressen te zijn. Door de Tweede Wereldoorlog duurt het tot 1944 voordat de soort wetenschappelijk beschreven wordt. In 1947 komen de eerste zaden naar Europa en Amerika. Watercipressen kunnen heel hard groeien en vaak schatten we de bomen daardoor te oud in. Uit de tekst hiervoor blijkt al dat een watercipres in Europa en Amerika nooit ouder dan ongeveer 75 jaar kan zijn. 

Ratelpopulier

De ratelpopulier dankt zijn naam aan het geluid dat de bladeren maken als het zachtjes waait. Het steeltje van de bladeren is plat en vangt ieder zuchtje wind op.  Daardoor bewegen de blaadjes. Hierbij maken ze een geluid dat klinkt als ratelen. De wetenschappelijke naam van deze boomsoort is Populus tremula ‘Tapiau’. De boom komt uit het geslacht populus, de populieren. De soortnaam is tremula, van trillen of ratelen. Het laatste gedeelte van de naam ‘Tapiau’ is de naam van de streek in Duitsland waar deze ratelpopulieren voor het eerst gekweekt werden. Vroeger maakten mensen graag lucifers van ratelpopulieren. Het hout van deze soort brandt langzaam. Bij het verbranden van het hout knettert het niet. Daarnaast groeit de boom ook nog eens heel snel. 

Tamme kastanje

De tamme kastanje is één van de weinige bomen die in straten aangeplant wordt en ook voor de mens eetbare vruchten heeft. In de herfst vallen de stekelige bolsters uit de boom. In die bolsters zitten twee tot vier kastanjes. Het kan zijn dat we daardoor de boom al heel lang in onze streken aanplanten. De Romeinen zouden de boom al hebben meegenomen om ook hier tamme kastanjes te eten. Tamme kastanjes eten? Doe ze even in de oven, dan zijn ze overheerlijk. Ze zitten daarnaast boordevol vitaminen en koolhydraten, terwijl er nauwelijks vet in zit. De smaak is vol en zoet. In Beek bij Nijmegen staat de grootste tamme kastanje van Nederland. Hij wordt de kabouterboom genoemd en zijn stam heeft een diameter van ruim 2,7 meter. 

Perzisch ijzerhout

De vorige boom in de route, de ratelpopulier, is een hele grote boom. Deze boom, Perzisch ijzerhout, blijft kleiner en wordt maximaal een meter of 10 hoog. Vakmensen noemen dit ook wel een boom van de tweede grootte. Perzisch ijzerhout valt in het voorjaar op door kleine, felrode bloemetjes die aan de takken bloeien, nog voordat er blad aan de bomen zit. Later in het voorjaar verschijnen de donkergroene bladeren met een gegolfde bladrand. In de herfst hebben de bladeren prachtige kleuren, vaak van lichtgeel tot bijna paars. Het hout van Perzisch ijzerhout is hard en wordt bijvoorbeeld gebruikt om handvatten voor gereedschap van te maken. Het is zelfs zo hard en zwaar dat het niet drijft, maar zinkt in water. 

Sierkers

Sierkersen zijn relatief kleine bomen. Vanaf begin april valt bij deze sierkers de witte bloesem op. In de herfst heeft hij spectaculaire herfstkleuren, van oranje tot dieppaars. Het blad is ovaal en donkergroen, met een getande bladrand. De kersen die aan de boom komen blijven klein en vallen nauwelijks op. Deze sierkers genaamd Umineko is in 1928 in Engeland opgekweekt door twee andere soorten sierkers te kruisen. Dit gebeurde door Collingwood Ingram, Engelse botanist en militair. Hij wist veruit de meeste soorten sierkersen te redden, nadat ze bijna uitgestorven waren. Omdat de sierkers heel vroeg in het jaar bloeit, in een periode waarin er nog niet veel andere bloemen zijn, is de boom waardevol voor bijen en hommels. Later in het jaar zijn de kleine kersjes in de boom juist weer voedsel voor vogels. 

Witte himalayaberk

In deze wandelroute is dit de enige berkensoort. Je herkent hem direct aan zijn witte stam. De jonge twijgen zijn roodbruin van kleur en behaard. Worden de takken ouder, dan krijgen ze een witte bast die afschilfert. Omdat het blad donkergroen is en glimmend, valt dat extra op tegen de witte stam. In de herfst worden de bladeren geel en vallen dan af. Als het lang droog is, kan de berk ook in de zomer al bladeren laten vallen. Daarmee beperkt hij de verdamping van vocht. In maart of april krijgen deze berken katjes. Dit zijn een soort bloemen. Berken hebben aan dezelfde boom zowel vrouwelijke als mannelijke bloemen. De vrouwelijke katjes zijn onopvallend klein, groen en tot ongeveer 2 cm lang, maar de bruine, mannelijke katjes kunnen wel 12 cm lang worden. 

Gewone esdoorn

De boom waar u nu bij staat is een soort esdoorn. Nummer 10 in deze route is ook een esdoorn. Nummer 10 is een witte esdoorn, dit is een gewone esdoorn. De bladeren van deze boomsoort zijn donkergroen en de steeltjes zijn rood. Net als bij alle soorten esdoorns staan ook hier de bladeren twee aan twee, tegenover elkaar aan de takken. De gewone esdoorn bloeit vroeg in het voorjaar, met hangende trossen van lichtgroene bloemetjes. Allerlei soorten insecten gebruiken de bloemen om nectar van te eten. Muisjes eten de gevleugelde zaadjes, ook wel helikopertjes. Het hout van de gewone esdoorn is heel lichtbruin van kleur, bijna wit. We gebruiken het hout om bijvoorbeeld muziekinstrumenten van te maken. 

Valse acacia

Deze valse acacia groeit met een relatief dichte kroon, heeft kleinere bloemtrossen en geen doorns op de takken. Valse acacia heeft op de wortels kleine knolletjes waar bacteriën in leven die stikstof binden. Hierdoor kan de boom ook groeien op hele droge plekken en arme bodems met weinig voedingsstoff  en. De valse acacia is een boom die goed groeit in een versteende omgeving, zoals de stad. Toch heeft hij daar een nadeel. Zijn wortels groeien heel oppervlakkig en drukken de bestrating op. Juist daarom werd valse acacia vroeger veel op zandhellingen langs spoorwegen aangeplant om zand vast te houden. De oudste valse acacia van Nederland groeit op de binnenplaats van kasteel Doorwerth in Gelderland. Volgens het verhaal is deze boom geplant ter ere van de vrede van Nijmegen in 1678. 

Hopbeuk

De hopbeuk groeit van nature in het zuid- oosten van Europa. Daardoor kan hij ook goed tegen warmte. Toch zie je hem niet zo vaak aangeplant. Dat komt vooral omdat hij erg langzaam groeit. De naam van de boom verwijst naar twee andere planten. Het blad van de hopbeuk lijkt op het blad van de haagbeuk. De zaden van de hopbeuk lijken op de bloemen van de hop, die eruit zien als een soort bellen. Vandaar de naam hopbeuk. De bloemen van hop, een klimplant, gebruiken we om bier langer houdbaar te maken. Rond 1730 werden de eerste hopbeuken in dit deel van de wereld op landgoederen in Engeland aangeplant. De dikste hopbeuk van Nederland staat in het zuiderpark in Den Haag. De boom is in 1926 aangeplant en heeft nu een stamomtrek van bijna 2,70 meter. 

Gewone plataan

De afbladerende schors is het eerste dat opvalt bij platanen. Doordat de lichtere bovenlaag in kleine stukken loslaat, krijgt de boom een soort camou agepatroon. In de winter vallen de bolvormige vruchten op. Ze blijven het hele seizoen hangen. De bolvormige vruchten bestaan uit allemaal losse zaadjes met een plukje haren eraan. De wind verspreidt de zaadjes als de bollen uit elkaar vallen. Platanen zijn in vakantielanden vaak aan- geplant op pleinen, omdat de boom een brede en dichte kroon maakt. Daardoor is het in de schaduw van de boom goed uit te houden met warm weer. In Amerika groeien platanen langs rivieren. Het hout wordt daar gebruikt voor meubels. Veel munitiekisten die de Amerikanen in de Tweede Wereldoorlog gebruikten, waren van platanenhout gemaakt. 

Beverboom

Veel boomsoorten hebben een Nederlandse naam waarvan eigenlijk niemand het ont staan weet. Deze boom heet bijvoorbeeld beverboom. Maar waarom? Het zou te maken hebben met de blaadjes die om de knoppen heen zitten. Ze zijn bruin en behaard en lijken op het vel van een bever. De wetenschappelijke naam van de boom is magnolia. Die naam is waarschijnlijk bij veel meer mensen bekend. Ook bekend zijn de grote, witte bloemen in het voorjaar. Die kunnen we zelfs eten. De boom bloeit met kaal hout; eerst verschijnen er bloemen. Pas als de boom uitgebloeid is, komt het blad aan de bomen. De wortels van de beverboom zijn dik en vlezig en groeien dicht onder de oppervlakte. Ze groeien daarom niet goed in bestrating. Liever staan ze tussen vaste planten of in het gras. 

Beuk

De meeste mensen herkennen de beuk aan zijn zaden: de beukennootjes. Deze nootjes zitten per twee in een napje. Beuken behoren dan ook tot de zogenaamde napjesdragers. De beuk heeft een hele dunne bast. Hierdoor kunnen ze last hebben van zonnebrand. Om zich hiertegen te beschermen, hebben jonge beuken altijd kleine takjes met bladeren op hun stam. Zo zorgen ze ervoor dat er geen zonnestralen rechtstreeks op de stam vallen. Om genoeg voedingsstoff  en uit de grond te kunnen halen, werkt de beuk samen met schimmels in de grond. Sommige paddenstoelen die je in de omgeving van een beuk ziet, zijn dus juist goed voor de boom. Paddenstoelen zijn de vruchtlichamen van schimmels. Door de paddenstoelen verspreiden de schimmels hun sporen. 

Japanse notenboom

Deze boomsoort wordt soms ginkgo en soms Japanse notenboom genoemd. Japanse notenboom is de Nederlandse naam, de wetenschappelijke naam is Ginkgo. We noemen de ginkgo ook wel een levend fossiel. Volgens deskundigen is de boomsoort als fossiel al 270 miljoen jaar oud. De Japanse notenboom is een echte overlever. Nadat de atoombom op de Japanse stad Hiroshima viel, bleven verschillende Japanse notenbomen gewoon staan in de omgeving. Zelfs vandaag de dag zie je ze nog levend en wel in Hiroshima. De Japanse notenboom waar u nu bij staat, blijft heel smal. Het is een speciale variant die uit alleen maar uit mannelijke bomen bestaat. De vrouwelijke bomen kunnen als vrucht een soort pruimpjes krijgen die enorm stinken.

Tulpenboom

De tulpenboom krijgt rond mei bloemen die op een tulp lijken. Ook het blad heeft de vorm van een tulp. Wat de boomsoort nu zijn Nederlandse naam gaf, het blad of de bloem, is niet bekend. In de herfst verkleuren de bladeren van de boom naar een opvallend felgeel. Doordat er fossiele resten van tulpenbomen gevonden zijn in Nederland, weten we dat tulpenbomen al voor de ijstijden in Nederland voorkwamen. De oudste en grootste tulpen- bomen staan in Nederland bij landhuizen en buitenplaatsen. Hier woonden de rijke mensen die een tulpenboom konden kopen. Bij kasteel Groeneveld in Baarn is zelfs een stukje bos aangeplant met alleen maar tulpenbomen. De boom komt van nature voor in Amerika. Daar wordt hij ook veel geoogst vanwege het hout. In de staat Maryland gebruikten mensen het bijvoorbeeld om de buitenkant van houten huizen te bekleden.